I’ll be glad when you’re dead, you rascal you
Soms zit er in een klas op de lagere of middelbare school een meisje dat zich afzijdig houdt van de rest. Ze haalt schijnbaar moeiteloos de hoogste cijfers en de anderen vinden dat ze een beetje neerkijkt op hen, en misschien doet ze dat ook, maar dat zullen ze nooit uitspreken, want ze zijn een beetje huiverig voor haar, ze krijgen geen hoogte van wat er in haar hoofd omgaat. De docent vermoedt dat ze zijn of haar lessen eigenlijk niet nodig heeft; zij staat op gelijke hoogte, of misschien wel boven de docent. Als ze spreekt, wat ze weinig doet, is het stil, een stilte die het midden houdt tussen nieuwsgierigheid en bewondering. Ze wordt niet gepest, maar vrienden heeft ze niet; meestal één, een meisje met een karakter dat het tegenovergestelde is van haarzelf, iemand die met beide benen op de grond staat, opdat het mysterieuze, onthechte meisje via die vriendin toch contact kan houden met de ‘werkelijkheid’. (meer…)