Het is alweer twee maanden geleden dat ik op deze site een column schreef over het verloop van de ‘Hermans en de millennialgeneratie-avond’ in Tivoli Vredenburg. Tijdens deze avond begroeven de millennialschrijvers Karin Amatmoekrim, Daan Heerma van Voss en Nina Polak de polemiek, waarin Willem Frederik Hermans uitblonk. Hoewel, ‘begroeven’; ze weigerden zelfs naar de uitvaart te komen, zoveel weerzin tegen de polemiek kwam er die avond vrij. Deze maand nog, op 4 juni, schreef Saskia de Coster een opiniestuk in het NRC waarin de polemiek zelfs werd weggezet als ‘slachtafval’. Overigens lynchten zowel de millennialschrijvers als De Coster de pennenstrijd aan de hand van de vraag: ‘Moeten we treuren over het vermeende verlies van de polemiek?’ Dat is een verschil tussen een polemiek en het door deze schrijvers alom vereerde essay: in een polemiek veinst de schrijver geen intellectueel verantwoord objectief beginstandpunt.
Nu ik een kleine drie maanden vakantie heb (studenten hebben het écht heel zwaar), ben ik eindelijk in staat de kritiekpunten van De Coster & co tot mij te nemen en via een uiterst objectieve benadering de vraag te beantwoorden: ‘Waarom spreekt er uit het dedain dat de vertegenwoordigers van de millennialgeneratie en Saskia de Coster hebben voor de polemiek ook een dedain voor het volk?’ Dit doe ik in het volle bewustzijn dat ik een zeurderige, witte, oude man ben. Dit ben ik weliswaar niet, maar voor De Coster & co schijnt dat een voorwaarde te zijn om van polemieken te kunnen houden, of ze te kunnen schrijven.
Volgens Saskia De Coster en de millennialauteurs (De Coster is te oud om een millennialauteur te kunnen zijn) deugt de polemiek niet. Het is allemaal veel te gemeen, zuur, kinderachtig, flauw en ongenuanceerd. Dit kan simpel ontkracht worden door Hermans zelf aan het woord te laten. In Boze brieven van Bijkaart (1977) schrijft hij: ‘Een polemisch stuk is van weinig waarde, als de polemist zich bepaalt tot verontwaardigde kreten, scheldwoorden, laaghartige insinuaties of hooghartige schouderophalerij. Het moet logisch zijn en berusten op onbetwistbare gegevens.’
Tijdens de avond in Tivoli Vredenburg werden Hermans’ polemieken letterlijk ‘onleesbaar’ genoemd, dus gek is het niet dat de antipolemisten niet helder voor de geest hebben wat een polemiek überhaupt is. Misschien een idee om te zeggen: de polemiek is tegenwoordig dood, en ik lees geen oude polemieken, dus ik kan er eigenlijk geen mening over hebben? Volgens De Coster & co is de polemiek echter niet helemaal dood, want ze is gereanimeerd op Twitter. Er wordt zoveel getwitterd dat polemieken overbodig zijn geworden! Volgens die redenatie is poëzie ook overbodig geworden, want op Instagram verschijnen dagelijks duizenden rijmpjes.
Als de millennialauteurs en De Coster hun zin doordrijven, dan is er alleen nog ruimte voor paginalange essays waarin meningen met de grootste omzichtigheid te berde worden gebracht. Ben je te persoonlijk, emotioneel of fel van toon, dan word je niet serieus genomen en weggezet als ‘kinderachtig’, ‘flauw’ of ‘toeteraar’. Dat doet mij denken aan een debat dat ik laatst moest voeren op de universiteit, over De Pest van Albert Camus. De tegenpartij beweerde iets, wat in De Pest letterlijk werd tegengesproken. Dit zei ik dus ook zonder omhaal van woorden: ‘jullie hebben het boek gewoon niet goed gelezen.’ Het leverde mij een strafpunt op wegens een persoonlijke aanval. Ik had me eerst tot de jury moeten richten en daarna op een heel omslachtige manier duidelijk moeten maken dat de tegenpartij onzin uitsloeg.
Didier Eribon, een Franse socioloog die opgroeide in een arbeidersgezin in Reims, had hetzelfde soort ervaringen, schrijft hij in zijn boek Terug naar Reims. Volgens hem gaat de middenklasse er altijd vanuit dat jij je zo als hen gedraagt, en doe je dat niet, dan word je ervoor gestraft. ‘Let op je woorden!’, werd hem zelfs door klasgenoten verweten wanneer hij fel uit de hoek kwam zoals dat in zijn thuissituatie gebruikelijk was. In de intellectuele middenklasse word je net zo lang gedresseerd totdat je precies op díé beschaafde, omslachtige manier argumenteert zoals van je verwacht wordt.
Ik denk dat daarom de polemiek in het verdomhoekje zit. De polemiek is veel te direct. De pennenstrijd de eerlijkste, emotioneelste en meest volkse vorm van schrijven die literatoren kunnen bedrijven. Wanneer ik De Groene Amsterdammer ga lezen, moet ik eerst een driedelig pak aantrekken. Zo maak ik mijn brein wijs dat ik nu geen mens meer ben, maar een intellectueel. Wanneer ik een polemiek lees, moet ik lachen, of grommen. Ik word laagdrempelig vermaakt.
De kenmerken die de huidige generatie schrijvers plakt op de polemiek, van ‘kinderachtig’ naar ‘flauw’ tot ‘ongenuanceerd’, zijn precies de kenmerken die toe te schrijven zijn aan het ‘gewone’ volk. De polemiek is niet gedistingeerd genoeg voor de zichzelf intellectueel noemende schrijver. Door polemisten en liefhebbers van de polemiek geniepig te kakken te zetten met laatdunkende termen, die volgens Hermans niet eens geschikt zouden zijn voor een polemiek, want ‘laaghartig’ en niet bestaand uit ‘onbetwistbare gegevens’, ben je elitarisme aan het bedrijven. Typerend hiervoor is de vergelijking die De Coster maakt in haar stuk. Ze noemt de polemiek:
‘[het] slachtafval van de literatuur. Je kan dat het “echte werk” noemen, het summum van vlees, orgaanvlees en lubberend en lillend vet, dat zo erg deel van het beest uitmaakt dat het vermalen wordt tot een soort brij en meestal in worsten en Febo-ballen wordt gedraaid. Tegenwoordig vinden vegetarisme en veganisme steeds meer aanhang, al is het vooralsnog niet strafbaar om stierenballen te eten.’
Het moet gezegd: een prachtige vergelijking wanneer je ondertussen de belastingaangifte aan het doen bent. Dat heb ik helaas niet gedaan. Wat schrijft De Coster? Ze vergelijkt de polemiek met een Febo-bal, en verwerpt haar daarom, want het is vegetarisme dat steeds meer aanhang krijgt. Maar de kortzichtige De Coster beseft niet dat het vegetarisme maar onder een deel van de bevolking meer aanhang krijgt: de bovenlaag van de samenleving. De onderlaag blijft zijn Febo-ballen eten!
Een werkelijk fantastische vergelijking van De Coster waarin de afkeer van de polemiek en de afkeer van ‘het volk’ prachtig samenkomen. Auteurs die tegen de polemiek zijn gooien het nu vaak op de oude, witte man, omdat die nu eenmaal aangeschoten wild is. Maar als De Coster & co werkelijk bij zichzelf te rade waren gegaan, zouden ze concluderen dat ze gewoon een grafhekel hebben aan de polemiek omdat het riekt naar het klootjesvolk. Je bent immers pas een waarlijke schrijver wanneer je alle platheid van je hebt afgeschud. In plaats van steeds de retorische vraag te stellen: ‘Moeten we treuren over het vermeende verlies van de polemiek?’ zouden De Coster & co zich moeten afvragen: ‘Wat zegt het over het huidige schrijversbestand van Nederland en Vlaanderen dat wij collectief een afkeer hebben van de polemiek?’
Martijn van Bruggen
Afbeelding: Pexels
Het bericht Column: Column: Martijn van Bruggen – Dedain voor de polemiek is dedain voor het volk verscheen eerst op Tzum.